De Bijentuin

bijentuin_1

De imker vertelt

In overleg met de imkers is het mogelijk dat een imker op locatie voor een groep kinderen of belangstellenden komt vertellen over de bijen.

Bezoek aan de bijentuin

De bijentuin is een project van de imkers van de Oegstgeester volkstuinvereniging. Sinds 2012 staan hier bijen van leden met of zonder tuin. Naast het houden van bijen die de gewassen op de volkstuin bevruchten, probeert de bijentuin ook om belangstellenden te prikkelen bijen te gaan houden en kinderen dichter bij de natuur te brengen.

Onze bijentuin is iedere dag te bezoeken. De toegang is vrij tijdens de openingstijden van het volkstuincomplex tussen 09:00 en 19:00 uur (in de wintermaanden tussen 09:00 en 17:00). Door het raam kun je naar de bijen kijken.

Het is ook mogelijk om een afspraak te maken met een imker die op de bijentuin komt vertellen wat er allemaal te zien is. Belangstellenden kunnen door het raam de bijen zien of op de tuin bij de kasten kijken. Soms is het mogelijk om met bijenkap en handschoenen mee te kijken met een imker in de bijenkast. Voor scholen hebben wij lesmateriaal beschikbaar. In overleg kan een van onze imkers ook op locatie voor een groep kinderen of belangstellenden vertellen over de bijen.

Voor meer informatie mailt u naar debijentuin@ovv-volkstuin.nl

Het leven van het bijenvolk in grote lijnen

Vóórdat de bijenteelt door de mens beoefend werd, huisden de bijen in holen en spleten in de vrije natuur. In onze streken was de eerste bijenwoning die de imkers gebruikten, dan ook een stuk holle stam. Daarna is eeuwenlang de strokorf gebruikt. Tegenwoordig worden de volken in bijenkasten gehuisvest.

In ons land komen in het wild niet veel bijenvolken voor, omdat ze in de meeste jaren onvoldoende voedsel voor de winter kunnen opsparen. De bijen zijn in sommige jaren afhankelijk van de mens.

Het voorjaar

In het voorjaar bestaat een bijenvolk uit een aantal werkbijen en één koningin. Het aantal werkbijen per volk schommelt tussen de 10.000 – 15.000 bijen.

De koningin, die in de winter geen eitjes heeft gelegd, begint daar weer mee in februari. De werkbijen vliegen uit en zoeken op de eerste bloemen voedsel voor de gehele gemeenschap. Dat voedsel bestaat uit stuifmeel en nectar. Ook wordt water gehaald.

Uit een door de koningin gelegd eitje komt na drie weken een jonge bij. Als het goed weer is en er veel voedsel binnenkomt, wordt het tempo van eitjes leggen sterk opgevoerd en komen er dus veel jonge bijen. Dat is nodig, want de oude bijen (dit zijn bijen die in de herfst geboren zijn en overwinterd hebben) sterven nu snel af. Begin april worden er meer jonge bijen geboren dan er oude doodgaan: het volk groeit. In de voorzomer, meestal half mei, is het aantal werkbijen in een groot volk gestegen tot 50.000 a 60.000 bijen.

Eind mei

Nu is de tijd van het zwermen aangebroken. Voorafgaand aan het zwermen zorgen de werkbijen van het moedervolk ervoor dat er mannetjes bijen (darren) en jonge koninginnen komen. Nadat de eerste darren zijn uitgekomen, gaan de werkbijen nog grotere, hangende cellen bouwen, de zgn. koninginnecellen of moerdoppen. In deze cellen legt de koningin gedurende een periode van ruim een week eitjes en dit betekent dat er 16 dagen nadat het eerste eitje in zo’n moerdop is gelegd, jonge koninginnen (moeren) in het volk zullen komen.

De oude koningin wacht echter de geboorte van haar koninklijke dochters niet af. Negen dagen nadat ze het eerste eitje in een moerdop heeft gelegd, verlaat ze rond het middaguur (mits het goed weer is) haar woning met bijna de helft van de bijen. Het volk zwermt.

Zomer

We gaan weer terug naar het oorspronkelijke volk. Het volk heeft nu even geen koningin, maar wel koninginnendoppen met poppen. Zeven dagen nadat de eerste koninginnencel werd gesloten, komt de eerste jonge koningin uit. Ze loopt vlug over de raten. Plotseling zit ze stil en maakt een eigenaardig geluid. Het klinkt als tuut-tuut-tuut. Met korte tussenpozen herhaalt ze dit. De koningin ‘tuut’ heet dit met een vakterm.

De volgende dag zijn weer een paar jonge moeren rijp. Ze komen echter niet uit de dop, omdat in ieder volk maar één koningin geduld wordt. Deze koninginnen maken  ook een geluid. Het klinkt voor ons als kwa-kwa-kwa. In het volk zijn nu één tuter en een of meer kwakers. Dat is het sein voor de imker: let op, morgen komt er weer een zwerm. En inderdaad, als het weer tamelijk goed is, vliegen wéér duizenden bijen uit de kast samen met de ‘tutende’ koningin.

De jonge koningin in de kast moet zo vlug mogelijk eitjes gaan leggen om het volk weer sterk genoeg voor de winter te maken. Daarvoor moet ze eerst paren met een aantal darren. De paringen (bruidsvluchten) gebeuren in de lucht. Daarna is ze in staat honderdduizenden bevruchte eitjes in vier jaar te leggen.

Ondertussen is het volop zomer geworden. Het door het afzwermen verzwakte volk moet de volkssterkte weer opvoeren en zijn wintervoorraad aan honing gaan verzamelen.

De imkers die bijen houden voor de honing, nemen nu een deel van de honingvoorraad van hun bijen weg voor consumptie en vervangen dit door suiker. We gaan weer terug naar het oorspronkelijke volk. Het volk heeft geen koningin, maar wel koninginnendoppen met poppen. Zeven dagen nadat de eerste koninginnencel werd gesloten, komt de eerste jonge koningin uit. Ze loopt vlug over de raten. Plotseling zit ze stil en maakt een eigenaardig geluid. Het klinkt als tuut-tuut-tuut. Met korte tussenpozen herhaalt ze dit. De koningin ’tuut’ heet dit met een vakterm.

De jonge koningin in de kast moet zo vlug mogelijk eitjes gaan leggen om het volk weer sterk genoeg voor de winter te maken. Daarvoor moet ze eerst paren met een aantal darren. De paringen (bruidsvluchten) gebeuren in de lucht. Daarna is ze in staat honderdduizenden bevruchte eitjes in vier jaar te leggen.

Ondertussen is het volop zomer geworden. Het door het afzwermen verzwakte volk moet de volkssterkte weer opvoeren en zijn wintervoorraad aan honing gaan verzamelen.

De imkers die bijen houden voor de honing, nemen nu een deel van de honingvoorraad van hun bijen weg voor consumptie en vervangen dit door suiker.

De herfst

Het tempo waarin de koningin eitjes legt, daalt en langzamerhand staakt ze het eieren leggen geheel. Afhankelijk van de honingvoorraad, geeft de imker suikerstroop als extra voedsel.

De winter

Voor de buitenwereld heerst er in de bijenkast volledige rust. Dat is echter maar schijn. Het volk is voortdurend in de weer om de kou te bevechten. Warmte houdt het volk in leven. Deze warmte wordt verkregen door het opnemen en verteren van voedsel. Door de vertering ontstaat warmte. Er is dus geen sprake van een winterslaap.

Als één geheel strijdt het volk voor zijn bestaan totdat het weer voorjaar wordt Dan begint de kringloop weer opnieuw.

bijentuin_2